ster

{{ster}}{{/term}}

1 [hemellichaam] étoile 〈v.〉

2 [persoon] vedette 〈v.〉

♦voorbeelden:

1   een vallende ster • une étoile filante

     〈figuurlijk〉 de sterren van de hemel spelen • jouer comme un dieu

     〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 het hoog in zijn ster hebben • se croire sorti de la cuisse de Jupiter

     het staat in de sterren • c'est écrit dans le ciel

     een ster in de ruit • une étoile sur la vitre

     de toekomst uit de sterren lezen • lire l'avenir dans les astres

     een restaurant met drie sterren • un restaurant trois étoiles

     een generaal met vijf sterren • un général (à) cinq étoiles

2   〈figuurlijk〉 een rijzende ster • une étoile montante

¶   〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 tegen de sterren op • effroyablement

Deens-Russisch woordenboek. 2015.